Kennisdocument Banenafspraak

In het sociaal akkoord van 11 april 2013 zijn afspraken vastgelegd tussen de overheid, werkgevers en werknemers om kansen te bieden aan mensen met een arbeidsbeperking. Deze afspraken beogen de creatie van 125.000 extra banen bij reguliere werkgevers, waarvan 100.000 banen in de marktsector tegen 2026 en 25.000 banen bij de overheid tegen 2024. Deze banenafspraak geldt landelijk en wordt op dat niveau geëvalueerd om te zien of werkgevers in zowel de publieke als private sector de gestelde doelen hebben behaald.

De Wet banenafspraak en quotum arbeids-beperkten, kortweg de Wet banenafspraak, voorziet in essentiële maatregelen die werkgevers nodig hebben om deze doelgroep in dienst te nemen en om de voortgang van het realiseren van extra banen te monitoren. Het tweede aspect van de afspraak, zoals vastgelegd in het sociaal akkoord, betreft de quotumregeling. Dit mechanisme treedt in werking indien de gestelde aantallen banen niet worden gehaald. Tevens regelt de wet de noodzakelijke procedures voor het geval dat deze quotumregeling geactiveerd wordt.

Hier wordt samengewerkt door de overheid en het bedrijfsleven.

De banenafspraak in enkele stappen

De banenafspraak is een belangrijk onderdeel van het Nederlandse arbeidsmarktbeleid dat tot doel heeft meer banen te creëren voor mensen met een arbeidsbeperking. De wet Banenafspraak is in 2015 ingevoerd als onderdeel van de Participatiewet. Deze wet verplicht werkgevers om een bepaald aantal banen beschikbaar te stellen voor mensen met een arbeidsbeperking.

De kern van de wet Banenafspraak is het streven naar een inclusieve arbeidsmarkt, waarin mensen met een beperking meer kansen krijgen op werk. Werkgevers in zowel de private als publieke sector worden gestimuleerd om deze doelgroep in dienst te nemen. Het doel is om in een bepaalde periode – de afspraak loopt tot 2026 – een vastgesteld aantal banen te realiseren voor mensen met een arbeidsbeperking.

De indicatie banenafspraak is een cruciale factor in dit proces. Mensen komen in aanmerking voor de banenafspraak als ze onder de doelgroep vallen en een geldige indicatie hebben. Dit kan een Wajong-uitkering, een WIA-uitkering of een doelgroepenregistratie zijn. Het UWV (Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen) speelt hier een belangrijke rol door deze indicaties te verstrekken.

Het UWV beoordeelt individuele gevallen en verstrekt de benodigde indicaties voor de banenafspraak. Dit omvat het vaststellen van de mate van arbeidsbeperking en het bepalen of iemand tot de doelgroep behoort. De indicatie is van belang omdat werkgevers die mensen met een arbeidsbeperking in dienst nemen, kunnen rekenen op ondersteuning en subsidies.

Daarnaast ondersteunt het UWV werkgevers met advies en regelingen om de werkplek aan te passen aan de behoeften van werknemers met een arbeidsbeperking. Dit kan variëren van financiële tegemoetkomingen tot advies over aanpassingen op de werkvloer.

Het streven van de banenafspraak is niet alleen om banen te creëren, maar ook om een inclusieve werkomgeving te bevorderen waar diversiteit wordt omarmd en waarin iedereen de kans krijgt om naar vermogen deel te nemen aan het arbeidsproces. Het blijft een dynamisch proces waarin zowel werkgevers als de overheid een rol spelen in het realiseren van deze doelstellingen.

Deze persoon is heel erg blij met de zelftest van beroepvinder.nl

De complexiteit van de Banenafspraak

Het kan behoorlijk complex zijn om de banenafspraak en de bijbehorende verplichtingen als werkgever te begrijpen.

Daarom hebben we uitgebreide informatie verzameld om jou als werkgever of bemiddelaar zo goed mogelijk te ondersteunen in dit proces.

Als je het antwoord op je vraag niet kunt vinden in de veelgestelde vragen, aarzel dan niet om contact met ons op te nemen. We staan klaar om je verder te helpen en eventuele onduidelijkheden op te helderen. Ook kan je contact opnemen met een re-integratiebureau bij jou in de buurt.

Afspraken uit het sociaal akkoord

De Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten, verder aangeduid als de Wet banenafspraak, beheert cruciale aspecten die werkgevers nodig hebben om mensen uit de doelgroep in dienst te nemen en om te controleren of werkgevers de beoogde extra banen binnen een jaar hebben gecreëerd.

Wat houdt de banenafspraak in?

In het sociaal akkoord van 11 april 2013 hebben het kabinet en sociale partners afgesproken om 125.000 extra banen te creëren voor mensen met een arbeidsbeperking. Het streven is om vóór 1 januari 2026 in de marktsector 100.000 banen te realiseren en vóór 1 januari 2024 in de overheid 25.000 banen. De banenafspraak wordt jaarlijks op landelijk niveau geëvalueerd om te controleren of werkgevers aan de gestelde aantallen voldoen. Vanaf 1 januari 2026 zou de structurele situatie bereikt moeten zijn met 125.000 extra banen voor de doelgroep banenafspraak bij reguliere werkgevers.

Waarom hebben kabinet en sociale partners in het sociaal akkoord een afspraak gemaakt over de
banen voor mensen met een arbeidsbeperking?

Mensen met een arbeidsbeperking ervaren beperkte kansen op werk, resulterend in lage arbeidsparticipatie. Om een inclusievere arbeidsmarkt te bevorderen, hebben werkgevers in het sociaal akkoord ingestemd met het creëren van 125.000 banen voor mensen met een arbeidsbeperking in de komende jaren.

Wat regelt de Wet banenafspraak en quotumregeling arbeidsbeperkten (Wet banenafspraak) en
waarom is hiervoor een wet nodig?

Een ambulante begeleider kan worden ingeschakeld via doorverwijzingen van medische professionals, onderwijsinstellingen of sociale diensten.

Om hoeveel banen gaat het per jaar?

De onderstaande tabel geeft de cumulatieve aantallen banen bij reguliere werkgevers weer (in duizendtallen) in vergelijking met het peilmoment van december 2012.

Wie kunnen voor de banen voor de mensen met een arbeidsbeperking zorgen?

Alle werkgevers, grote en kleine werkgevers, kunnen voor deze banen zorgen.

Moeten werkgevers deze banen bovenop de bestaande formatie gaan creëren?

Nee, het is niet vereist om de afspraak uit het sociaal akkoord strikt te volgen. Het akkoord beoogt extra ‘plaatsingen’ van mensen uit de doelgroep bij reguliere werkgevers. Werkgevers kunnen dit realiseren door deze mensen op beschikbare banen te plaatsen, opengevallen plekken door natuurlijk verloop te benutten, functies aan te passen aan de mogelijkheden van werknemers uit de doelgroep (jobcarving), of bestaande taken te bundelen in één functie voor iemand uit de doelgroep (baancreatie).

Hoe weet een werkgever onder welke sector zijn bedrijf valt?

Voor de banenafspraak is momenteel alleen het onderscheid tussen de sector overheid en de sector markt relevant. UWV bepaalt of een werkgever tot de sector markt of sector overheid behoort op basis van de indeling in de Wet financiering sociale verzekeringen van overheidswerkgevers, waarbij het Uitvoeringsfonds overheid (Ufo) van toepassing is. Uiteindelijk bepaalt de Wet privatisering ABP of een organisatie verplicht is aangesloten bij ABP. Werkgevers, waaronder onderwijswerkgevers, horen bij de sector overheid als zij 50 procent of meer van de verloonde uren Ufo-premie betalen. Werkgevers waarop dit niet van toepassing is, zoals de meeste werkgevers in de zorg, behoren tot de marktsector.

Waarom is er een wetsvoorstel vereenvoudigde banenafspraak voorbereid?

Het doel van de banenafspraak is om 125.000 extra banen te creëren voor mensen met een arbeidsbeperking. De quotumregeling fungeert als stimulans voor werkgevers als de jaarlijkse taakstelling niet wordt behaald. Echter, de complexiteit van de quotumregeling bleek administratieve lasten voor werkgevers met zich mee te brengen en beperkte hun mogelijkheden om banen te realiseren. Het onderscheid tussen overheid en markt bemoeilijkte ook de creatie van nieuwe banen. Naar aanleiding van de motie Nijkerken-de Haan is de quotumregeling tijdelijk stopgezet in afwachting van een nieuw systeem, zoals vastgelegd in de Wet deactivering en uitstel quotumregeling. Deze opschorting is verder verlengd tot uiterlijk 1 januari 2026, omdat de banenafspraak vanaf dat jaar naar een structurele situatie overgaat, waarin 125.000 extra banen behouden moeten blijven.

Wat is de stand van zaken van het wetsvoorstel vereenvoudigde banenafspraak?

Het wetsvoorstel voor een vereenvoudigde banenafspraak is in oktober 2023 door het kabinet Rutte IV ingediend bij de Tweede Kamer.

De doelgroep

Het is verstandig om voorafgaand aan het starten van werkzaamheden een beoordeling te laten uitvoeren voor de banenafspraak. Dit kan mogelijke teleurstellingen voorkomen, maar het proces van een doelgroep-beoordeling vergt ook tijd. Neem hiervoor contact op met het UWV of als iemand een bijstandsuitkering heeft met de gemeente waar de kandidaat als inwoner ingeschreven staat.

Wie horen er tot de doelgroep voor de banenafspraak?

a. Mensen die onder de Participatiewet vallen en die niet zelfstandig6 het WML kunnen verdienen. Dat
zijn de mensen van wie UWV heeft vastgesteld dat zij tot de doelgroep banenafspraak (zie vraag 13)
behoren en de mensen die via de Praktijkroute zijn ingestroomd (zie vraag 19).
b. (Ex) leerlingen van scholen voor het voortgezet speciaal onderwijs (vso) en praktijkonderwijs (pro) die
zich schriftelijk, via het ABA-formulier, hebben aangemeld bij UWV. Zij vallen feitelijk gezien onder de
Participatiewet.
c. Mensen met een Wsw-indicatie.
d. Wajongers met arbeidsvermogen.
e. Mensen met een Wiw-baan of ID-baan.
f. Mensen met een medische beperking die is ontstaan voor hun 18e verjaardag of tijdens hun studie, die
alleen met een voorziening het WML kunnen verdienen, zonder voorziening kunnen zij dat niet.

Hoe weten werkgevers dat iemand tot de doelgroep hoort, als zij iemand in dienst willen nemen?

De personen uit de doelgroep genoemd in antwoord 10 zijn geregistreerd in het doelgroepregister banenafspraak. UWV beheert en actualiseert dit register regelmatig. De mensen in de Wajong, met een Wsw-indicatie, en die met een Wiw- of ID-baan (groep c, d en e) zijn in één keer toegevoegd. Andere groepen zijn later ingeschreven. Werkgevers kunnen via het werkgeversportaal van UWV controleren of een sollicitant of werknemer in het doelgroepregister.

Wat als een werkgever zelf een kandidaat (op het oog) heeft die niet in het doelgroepregister is opgenomen, hoe gaat dan de procedure? Kan de werkgever zelf mensen aanmelden of moet dat per se eerst via de gemeente of via de mensen zelf?

Het is raadzaam om voor aanvang van het werk een beoordeling voor de banenafspraak te verkrijgen om teleurstellingen te voorkomen. Een doelgroepbeoordeling vergt enige tijd. De gemeente kan UWV verzoeken om een beoordeling van het arbeidsvermogen uit te voeren voor de (potentiële) werknemer. De werkgever kan bij de gemeente navragen of de persoon in aanmerking komt voor loonkostensubsidie. Bij een positieve uitkomst kan de persoon mogelijk via de Praktijkroute instromen. Een persoon met een arbeidsbeperking die arbeidsondersteuning van de gemeente ontvangt (volgens art. 7, eerste lid onder a van de Participatiewet), kan ook zelf een beoordeling van het arbeidsvermogen aanvragen bij UWV, beschikbaar via deze link. Dit geldt zelfs als de persoon geen recht heeft op een uitkering vanuit de Participatiewet maar wel tot de doelgroep van de Participatiewet behoort (zie ook vraag 17). Het is essentieel om contact op te nemen met de gemeente (voor gemeentelijke doelgroepen), UWV (voor Wajongers), of het regionale Werkbedrijf. Zij kunnen de werkgever ondersteunen met instrumenten en voorzieningen (zie onderdeel ondersteuning aan werkgevers). De Werkgeversservicepunten fungeren als het loket waar gemeenten en UWV, en vaak ook andere bemiddelaars zoals sw-bedrijven en private bemiddelaars, samenwerken. Meer informatie over werkgeversservicepunten is beschikbaar via deze link.

Wat houdt de beoordeling arbeidsvermogen in?

Voor de beoordeling van het arbeidsvermogen kijkt UWV of iemand tot de doelgroep van de Wet banenafspraak behoort. Indien niet, onderzoekt UWV of de persoon mogelijk recht heeft op Wajong 2015. Deze gecombineerde beoordeling stelt UWV in staat om met alle relevante informatie in één beoordeling vast te stellen of de betrokkene arbeidsvermogen heeft.
Voor de beoordeling van de doelgroepcriteria voor mensen uit de Participatiewet bekijkt UWV of de persoon zelfstandig het WML per maand kan verdienen. Dit houdt in dat UWV beoordeelt of de persoon een drempelfunctie kan uitvoeren, een licht belastende functie die iemand met beperkingen kan vervullen. Als de persoon deze functie niet zelfstandig kan uitvoeren, bijvoorbeeld vanwege onvoldoende begeleiding of te zware fysieke beperkingen, concludeert UWV dat de drempelfunctie niet zelfstandig kan worden uitgevoerd. Als een drempelfunctie niet mogelijk is, als iemand met een laag opleidingsniveau een beperking in de duurbelastbaarheid heeft, of als er sprake is van een aannemelijk vertraagd handelingstempo, kan de persoon niet zelfstandig het WML per maand verdienen.
De quotumgroep is met terugwerkende kracht vanaf 1 december 2018 per 1 januari 2020 gelijkgesteld aan de doelgroep banenafspraak. Vanaf deze datum beoordeelt UWV ook verzoeken van mensen met een medische beperking die is ontstaan voor hun 18e verjaardag of tijdens hun studie, en die alleen met een voorziening het WML kunnen verdienen. Als dit het geval is, worden zij opgenomen in het doelgroepregister.
Op basis van deze beoordeling kan UWV vaststellen of de betrokkene tot de doelgroep van de banenafspraak behoort en kan worden opgenomen in het doelgroepregister. Een alternatieve uitkomst is dat de persoon geen arbeidsvermogen heeft en mogelijk recht heeft op Wajong 2015. UWV informeert de betrokkene over de resultaten van de beoordeling. Bovendien worden de uitkomsten door UWV, als de betrokkene onder de Participatiewet valt, doorgegeven aan de gemeente, die zo nodig vervolgstappen kan ondernemen voor de ondersteuning van de betrokkene.

Kan iedereen een aanvraag doen voor een beoordeling indicatie banenafspraak?

Gemeenten kunnen een aanvraag indienen voor personen die onder de Participatiewet vallen. Individuen die ook onder de Participatiewet vallen en vanwege een arbeidsbeperking menen in aanmerking te komen voor de banenafspraak, kunnen zelf een beoordeling van hun arbeidsvermogen aanvragen via deze link. Dit geldt eveneens voor leerlingen van vso-/pro-scholen en mbo-entree opleidingen. UWV voegt (ex-)leerlingen van vso- en pro-scholen zonder sociaal-medische beoordeling toe aan het doelgroepregister wanneer zij zich schriftelijk, via het ABA-formulier11, bij UWV melden (zie ook vraag 16). Werkenden kunnen ook een verzoek tot beoordeling bij UWV indienen als zij van mening zijn dat zij nu, door de gelijkschakeling van de quotumgroep met de doelgroep banenafspraak, voldoen aan de doelgroepcriteria.

Betalen gemeenten voor een beoordeling arbeidsvermogen door UWV (en hoeveel)?

Nee, gemeenten dragen geen kosten voor de beoordeling. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) vergoedt de kosten rechtstreeks aan UWV. Deze regeling geldt tevens voor de beoordelingen voor beschut werk op basis van de Participatiewet en de beoordelingen voor medische urenbeperking op grond van de Participatiewet. SZW vergoedt ook de beoordelingen die UWV uitvoert op verzoek van betrokkenen zelf.

Kunnen werkgevers als zij een leerling van het voortgezet speciaal onderwijs (vso) of praktijkonderwijs
(pro) aannemen ervan uitgaan dat deze persoon tot de doelgroep voor de banenafspraak behoort?

Nee, een werkgever moet dit altijd verifiëren in het doelgroepregister. UWV voegt (ex-)leerlingen van het vso en pro aan het doelgroepregister toe wanneer ze zich schriftelijk, via het ABA-formulier12, bij UWV aanmelden. In tegenstelling tot andere personen onder de Participatiewet, hoeven zij niet sociaal-medisch beoordeeld te worden. Voor leerlingen van entree-opleidingen bij mbo-instellingen geldt dat zij niet zonder beoordeling van UWV in het doelgroepregister kunnen worden opgenomen. Deze groepen (ex-)leerlingen moeten behoren tot de doelgroep van de Participatiewet en kunnen dan een verzoek om beoordeling indienen bij UWV. UWV moet eerst beoordelen of zij tot de doelgroep van de banenafspraak behoren. Als dit het geval is, worden zij opgenomen in het doelgroepregister.

Kunnen mensen die géén uitkering op grond van de Participatiewet hebben, toch in aanmerking komen
voor de beoordeling arbeidsvermogen?

Ja, iemand die geen recht heeft op een uitkering (een zogenaamde niet-uitkeringsgerechtigde) kan wel tot de doelgroep van de Participatiewet behoren. Deze persoon moet als werkloze werkzoekende ingeschreven staan bij UWV en mag geen recht hebben op arbeidsondersteuning of een uitkering op grond van een andere wet of regeling, zoals vastgelegd in de Participatiewet. Dergelijke personen kunnen zelf een beoordeling van hun arbeidsvermogen aanvragen bij UWV. Indien UWV beoordeelt dat iemand niet zelfstandig het WML per maand kan verdienen, wordt deze persoon opgenomen in het doelgroepregister. Personen onder de Participatiewet die geen recht hebben op een uitkering kunnen toch aanspraak maken op arbeidsondersteuning van de gemeente, bijvoorbeeld door het verstrekken van voorzieningen of het inzetten van loonkostensubsidie. De gemeente is verplicht beleid te formuleren in een verordening voor arbeidsondersteuning aan de doelgroep Participatiewet, inclusief niet-uitkeringsgerechtigden. Bovendien kunnen personen die al aan het werk zijn en waarvan op de werkplek wordt vastgesteld dat hun loonwaarde minder dan het WML bedraagt, instromen in het doelgroepregister via de Praktijkroute. Voor deze groep is geen beoordeling van arbeidsvermogen bij UWV vereist. Zodra een loonwaardebepaling op de werkplek aantoont dat de persoon een loonwaarde onder het WML heeft, valt deze onder de doelgroep. de doelgroep.

Zijn er recente ontwikkelingen rond de afbakening van de doelgroep banenafspraak?

Naar aanleiding van gesprekken met mensen met een arbeidsbeperking, sociale partners en gemeenten is vastgesteld dat er individuen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt zijn die geen of beperkte ondersteuning ontvangen omdat ze niet binnen de huidige doelgroep banenafspraak vallen. Hierdoor ondervinden zij hindernissen bij het vinden van werk. In de brief ‘Resultaten banenafspraak 2021 en uitkomst gesprekken toekomst banenafspraak’, die op 7 juli 2022 naar de Tweede Kamer is gestuurd, is aangekondigd dat er een onderzoek zal plaatsvinden naar de afbakening van de doelgroep banenafspraak. Dit onderzoek heeft betrekking op de mogelijkheid van uitbreiding van de doelgroep en de beschikbaarstelling van instrumenten. Op basis van objectieve gegevens moet worden bepaald welke personen, vanwege vergelijkbare kenmerken en/of oorzaken als de huidige doelgroep banenafspraak, een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt hebben.
De minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen heeft op 7 juni 2023 aangekondigd dat er een beperkte verbreding van de doelgroep banenafspraak zal plaatsvinden op basis van de resultaten van het onderzoek. Personen in de WIA die niet zelfstandig het WML kunnen verdienen, mensen in de Wajong zonder duurzaam arbeidsvermogen die werkzaam zijn bij een reguliere werkgever, en personen in de WW met vergelijkbare kenmerken als de huidige doelgroep banenafspraak kunnen mogelijk in de nieuwe situatie tot de doelgroep banenafspraak behoren. Zodra dit verder is uitgewerkt, zullen zij, net als degenen die momenteel tot de doelgroep banenafspraak behoren, in aanmerking kunnen komen voor dezelfde instrumenten, waaronder de no-riskpolis en het loonkostenvoordeel banenafspraak, voor zover nog niet mogelijk. Dit wordt gedaan omdat het onderzoek aantoont dat deze (groepen) mensen vergelijkbaar zijn met de huidige doelgroep banenafspraak, maar momenteel buiten de doelgroep vallen vanwege hun uitkeringssituatie of het moment waarop de arbeidsbeperking is ontstaan. Aanpassing van de doelgroep banenafspraak vereist een wetswijziging, die in overleg met belanghebbenden, waaronder ervaringsdeskundigen, verder zal worden uitgewerkt. De exacte datum van inwerkingtreding wordt bepaald op basis van uitvoerbaarheid en haalbaarheid.

De praktijkroute

Een praktijkroute biedt werkgevers een alternatieve weg om mensen met een arbeidsbeperking aan te nemen zonder een beoordeling van het UWV. Deze route omzeilt de officiële beoordelingsprocedure door direct contact tussen werkgever en gemeente, waarbij de geschiktheid voor de banenafspraak wordt vastgesteld.

Wat is de Praktijkroute?

De Praktijkroute, ingevoerd vanaf 1 januari 2017, biedt een aanvullende toegang tot het doelgroepregister van de banenafspraak, naast bijvoorbeeld de reguliere beoordeling door UWV. Personen met een arbeidsbeperking, waarvoor de gemeente verantwoordelijk is om arbeidsondersteuning te bieden, en waarvan op de werkplek13 is vastgesteld dat ze een loonwaarde hebben onder het WML, worden zonder beoordeling door UWV opgenomen in het doelgroepregister. Hierdoor worden ze opgenomen in de doelgroep banenafspraak. Gemeenten delen deze informatie digitaal met UWV via het Inlichtingenbureau door middel van het ingevulde DKD re-integratiebericht. De Praktijkroute zorgt ervoor dat mensen die al werk hebben gevonden voordat ze een beoordeling van hun arbeidsvermogen hebben aangevraagd, niet tweemaal worden beoordeeld (eenmaal voor de indicatie banenafspraak en eenmaal voor de loonwaarde).

Wat zijn de gevolgen van de Praktijkroute voor werkgevers?

De gemeente evalueert met behulp van de uniforme loonwaardemethode of een (potentiële) medewerker op de werkplek het minimumloon per uur kan verdienen. Indien blijkt dat de medewerker een loonwaarde onder het minimumloon heeft, wordt deze, na overdracht van de loonwaardegegevens door de gemeente aan UWV via het Inlichtingenbureau, opgenomen in het doelgroepregister. Hierdoor telt de betreffende baan mee voor de banenafspraak. Op basis van de loonwaardebepaling bepaalt de gemeente de hoogte van de loonkostensubsidie. Daarnaast kan de werkgever onder specifieke voorwaarden gebruikmaken van voorzieningen zoals de no-riskpolis, het loonkostenvoordeel (LKV) doelgroep banenafspraak, en het lage-inkomensvoordeel (LIV)15 (raadpleeg ook het antwoord op vraag 57). Als de loonwaarde wordt vastgesteld terwijl iemand al enige tijd werkt, kan deze persoon alsnog via de Praktijkroute in het doelgroepregister worden opgenomen. Hierdoor telt de baan ook mee voor de banenafspraak, en kan de werkgever gebruikmaken van de no-riskpolis en het LIV. Het recht op het LKV banenafspraak bestaat dan niet, omdat dit loonkostenvoordeel uitsluitend geldt voor personen die tot de doelgroep banenafspraak behoren op het moment van indiensttreding, en niet voor bestaande dienstbetrekkingen.

Vanaf wanneer hoort iemand uit de Praktijkroute tot de doelgroep van de banenafspraak en telt zijn
plaatsing mee voor de banenafspraak?

Vanaf het moment van loonwaardevaststelling behoort een persoon met een loonwaarde onder het WML tot de doelgroep van de banenafspraak. Tevens is het noodzakelijk dat de gemeente de werknemer bij UWV aanmeldt via het Inlichtingenbureau.

Voor welke instrumenten komen werkgevers in aanmerking als zij iemand in dienst nemen die via de
Praktijkroute tot de doelgroep van de banenafspraak is gaan behoren?

Werkgevers kunnen onder specifieke voorwaarden aanspraak maken op loonkostensubsidie, de no-riskpolis, het lage-inkomensvoordeel (LIV), en het loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak wanneer zij iemand in dienst nemen die voorheen geen arbeidsbetrekking had. De voordelen die aan deze instrumenten zijn verbonden voor werkgevers worden nader toegelicht in het antwoord op vraag 57.

Geeft forfaitaire loonkostensubsidie ook toegang tot de doelgroep van de banenafspraak?

Nee, dat is niet van toepassing. Bij mensen die werken met een forfaitaire loonkostensubsidie heeft geen loonwaardebepaling op de werkplek plaatsgevonden. Alleen personen bij wie op de werkplek is vastgesteld dat hun loonwaarde onder het wettelijk minimumloon (WML) ligt, worden via de Praktijkroute zonder beoordeling door UWV opgenomen in het doelgroepregister. Voor meer informatie over de forfaitaire loonkostensubsidie, zie vraag 60.

Kunnen mensen die met een forfaitaire loonkostensubsidie aan het werk zijn gegaan nooit via de Praktijkroute tot het doelgroepregister worden toegelaten?

Dat is een optie, maar dit geldt pas nadat via een loonwaardebepaling op een specifieke werkplek is vastgesteld dat hun loonwaarde onder het wettelijk minimumloon ligt. Vanaf dat moment behoren ze tot de doelgroep van de banenafspraak.

Kunnen werkgevers die een werknemer met een forfaitaire loonkostensubsidie in dienst hebben, aanspraak maken op de instrumenten voor de werkgever van de banenafspraak?


Er zijn twee mogelijke situaties:
Situatie 1: Als iemand al behoorde tot de doelgroep van de banenafspraak toen hij begon te werken met forfaitaire loonkostensubsidie, kunnen werkgevers profiteren van alle voordelen (zie antwoord op vraag 24). De betreffende baan telt mee voor de banenafspraak.
Situatie 2: Als iemand niet tot de doelgroep behoort bij aanvang van het werk met forfaitaire loonkostensubsidie, hebben werkgevers alleen recht op het lage-inkomensvoordeel (LIV), mits aan de voorwaarden van het LIV is voldaan. De betreffende baan telt ook niet mee voor de banenafspraak, totdat is vastgesteld dat de persoon een loonwaarde heeft van minder dan het wettelijk minimumloon via de uniforme loonwaardemethodiek.

Van welke instrumenten kan een werkgever gebruik maken als iemand na de forfaitaire loonkostensubsidie
tot de doelgroep van de banenafspraak is gaan behoren?

Iemand komt dus al in aanmerking voor loonkostensubsidie. Vanaf het moment waarop deze persoon tot de doelgroep behoort, kunnen werkgevers bovendien gebruik maken van de volgende instrumenten: de no-riskpolis en het LIV (mits aan de voorwaarden voor het LIV wordt voldaan). De betreffende baan telt vanaf dat moment ook mee voor de banenafspraak. Werkgevers kunnen echter geen gebruik maken van het loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak, omdat dit voordeel alleen geldt voor personen die tot de doelgroep banenafspraak behoren op het moment van indiensttreding, en dus niet voor al lopende dienstbetrekkingen.

Hoe zit het met de mensen die al vóór 1 januari 2017 met loonkostensubsidie van de gemeenten
werkten, maar niet tot de doelgroep van de banenafspraak behoorden?

Vanaf 1 januari 2017 maken deze individuen deel uit van de doelgroep van de banenafspraak, en hun tewerkstelling wordt vanaf die datum meegerekend voor de banenafspraak. Onder specifieke voorwaarden kan de werkgever profiteren van verschillende voordelen die gepaard gaan met de doelgroep van de banenafspraak. Gemeenten hebben de mogelijkheid om deze personen digitaal aan te melden bij UWV door het re-integratiebericht correct in te vullen.

Doelgroepregister

Het doelgroepregister is een register waarin mensen met een arbeidsbeperking worden opgenomen. Het bevat gegevens van individuen die vallen onder de doelgroep van de banenafspraak. Werkgevers kunnen dit register raadplegen om te voldoen aan hun verplichting tot het aannemen van mensen uit deze doelgroep.

Kan een werkgever het doelgroepregister inzien? En hoe gaat dat in zijn werk?

Ambulante begeleiding op school betekent dat een begeleider leerlingen met specifieke behoeften ondersteunt binnen de schoolomgeving om hun leerdoelen te bereiken.

Een werkgever mag bij UWV uitvragen of een (potentiële) werknemer is opgenomen in het doelgroepregister.
Kan een derde uit naam van de werkgever, bijvoorbeeld een administratiekantoor, uitvraag doen
bij UWV?

Ambulante zorg omvat zorg- en ondersteuningsdiensten die aan huis of op locatie worden verleend, gericht op individuen met een zorgbehoefte.

Is het mogelijk om iemand die al geplaatst is op een baan alsnog op te nemen in het doelgroepregister?
En als iemand na de peildatum van 1 januari 2013 is gaan werken, is het mogelijk om dan achteraf een
beoordeling arbeidsvermogen aan te vragen?

Een ambulante begeleider kan worden verkregen via verwijzingen van medische professionals, onderwijsinstellingen of sociale diensten.

Hoe staat het nu met de registratieduur in het doelgroepregister?

De kosten voor een ambulant begeleider kunnen variëren afhankelijk van de zorginstelling of organisatie en de specifieke behoeften van de persoon. Als je zorg via de gemeente aanvraagt, betaal je op dit moment (2023) 19 euro per maand.

Betekent de afschaffing van de ‘t+2-regel’ dat mensen nooit meer uit het doelgroepregister uitgeschreven
kunnen worden?

Begeleiding omvat hulp en ondersteuning op verschillende gebieden, zoals persoonlijke ontwikkeling, sociaal functioneren en zelfredzaamheid.

Is het doelgroepregister statisch of dynamisch?

Nee, dat moet een werkgever altijd nagaan in het doelgroepregister. UWV voegt (ex-)leerlingen van het vso en pro toe aan het doelgroepregister wanneer zij zich schriftelijk, via het ABA-formulier12, bij UWV melden. In tegenstelling tot andere personen onder de Participatiewet hoeven zij niet sociaal-medisch beoordeeld te worden. Voor leerlingen van de entree-opleidingen bij mbo-instellingen geldt dat zij, om in het doelgroepregister te worden opgenomen, moeten behoren tot de doelgroep van de Participatiewet. Zij kunnen een verzoek om beoordeling aanvragen bij UWV, dat hen eerst beoordeelt om te bepalen of zij tot de doelgroep van de banenafspraak behoren. Bij een positieve beoordeling worden zij opgenomen in het doelgroepregister.

Moet iedere werkgever tijdens de banenafspraak zelf een eigen administratie bijhouden?

Nee, dat is niet nodig. Voor de banenafspraak voert UWV jaarlijks een landelijke monitoring uit om vast te stellen of de afspraken voor de extra banen voor mensen uit de doelgroep op landelijk niveau zijn behaald. Het gaat hierbij niet om het aantal banen dat een individuele werkgever heeft gecreëerd, maar om het totale aantal banen dat alle werkgevers gezamenlijk in een jaar hebben gerealiseerd. De monitoring maakt onderscheid tussen het aantal banen gecreëerd door de marktsector en de overheidssector. Daarnaast publiceert UWV elk kwartaal een dashboard dat een indicatief beeld geeft van de voortgang per regio. Deze informatie is beschikbaar op uwv.nl. Het meten gebeurt echter op een andere manier dan de meting voor het jaarlijkse rapport. Hierdoor zijn de cijfers van de officiële jaarlijkse meting niet direct vergelijkbaar met die van het dashboard. Het dashboard is vooral bedoeld om arbeidsmarktregio’s inzicht te geven in hun voortgang op het gebied van de banenafspraak. De dashboards zijn hier te vinden.
UWV monitort de resultaten voor de banenafspraak in zowel de marktsector als de overheidssector. Werkgevers hoeven dus geen aparte administratie bij te houden. Werkgevers kunnen echter wel hun eigen voortgang bijhouden door de administratie te registreren. Dit is naar eigen keuze van de werkgever, met inachtneming van privacyregels (zie ook de bijlage ‘De Wet banenafspraak en privacy’).
Voor de overheidssector geldt de quotumregeling. SZW heeft een quotumcalculator beschikbaar gesteld waarmee overheidsinstanties zelf kunnen berekenen hoeveel banen zij moeten creëren voor de doelgroep om aan de quotumregeling te voldoen. Hiermee krijgen werkgevers ook inzicht in hun eigen resultaten met betrekking tot het in dienst nemen van mensen uit de doelgroep. Het bijhouden van deze administratie is alleen toegestaan voor het voldoen aan de banenafspraak of de quotumregeling, en hiervoor gelden passende waarborgen voor zorgvuldigheid. Dit betekent dat de administratie alleen toegankelijk is voor medewerkers die de gegevens nodig hebben voor het voldoen aan de banenafspraak of de quotumregeling, en deze medewerkers hebben een geheimhoudingsplicht met betrekking tot de verwerkte gegevens. Zie ook de bijlage ‘De Wet banenafspraak en privacy’ bij dit kennisdocument.
Werkgevers kunnen via het werkgeversportaal van UWV controleren of zij al mensen in dienst hebben die tot de doelgroep behoren op basis van het loonheffingennummer. Ook kunnen zij op basis van het burgerservicenummer nagaan of een (potentiële) werknemer tot de doelgroep behoort via deze link.

De banen

Iemand telt mee voor de banenafspraak als diegene een arbeidsbeperking heeft volgens vastgestelde criteria en tot de doelgroep behoort, zoals vastgelegd in de Participatiewet. Werkgevers tellen hen mee als zij aan het werk zijn in een dienstbetrekking die voldoet aan de gestelde voorwaarden.

Wat is een baan bij de banenafspraak?

Het aantal meegetelde banen wordt bepaald aan de hand van het gemiddelde aantal verloonde uren dat mensen uit de doelgroep wekelijks werken. Uit de nulmeting is gebleken dat dit gemiddelde 25,5 uur per week is voor een voltijdsbaan. Kleinere en grotere banen dan deze voltijdsbaan van 25,5 uur worden naar verhouding meegeteld op basis van het aantal verloonde uren. Daarom kan het aantal meegetelde banen resulteren in meer arbeidscontracten dan daadwerkelijk (getelde) banen.

Hoe telt een baan mee voor de banenafspraak?

Een baan wordt meegeteld voor de banenafspraak wanneer er een extra plaatsing is bij een reguliere werkgever van iemand uit de doelgroep ten opzichte van 1 januari 2013, de peildatum. Op deze datum heeft UWV geanalyseerd hoeveel mensen in december 2012 bij een reguliere werkgever werkten en voor hoeveel uur. Jaarlijks controleert UWV het aantal werkenden uit de doelgroep. Uit de meest recente meting over 2022 blijkt dat er 81.117 extra banen zijn gerealiseerd ten opzichte van de nulmeting. Hiermee is de doelstelling van 92.500 extra banen niet behaald. In vergelijking met 2021 zijn er in 2022 8.308 banen bijgekomen.

Hoe telt een baan van minder of meer uren dan 25,5 uur mee?

Elke baan telt pro rato mee. Dit impliceert dat kleine banen van minder dan 25,5 uur per week meetellen als minder dan één baan, en grote banen van meer dan 25,5 uur per week als meer dan één baan. Als voorbeeld: een baan van 36 uur per week telt als (36/25,5=) 1,4 banen mee voor de banenafspraak.

Wanneer is sprake van een baan die meetelt?

Wanneer een werkgever iemand uit de doelgroep in dienst neemt of inleent, draagt deze persoon bij aan het vastgestelde aantal banen voor zowel de banenafspraak als de quotumregeling. Het is belangrijk op te merken dat proefplaatsingen niet worden meegeteld. Eén baan komt overeen met 25,5 verloonde uren per week. Kleinere banen dan deze drempel worden naar rato van het aantal verloonde uren meegeteld. Het is dus mogelijk dat het aantal arbeidscontracten hoger is dan het aantal (getelde) banen. Banen van meer dan 25,5 uur per week tellen als meer dan één baan. Bovendien worden banen van personen die op 1 januari 2013 binnen de muren van een sw-bedrijf werkten en later via een Wsw-detachering bij een reguliere werkgever zijn gaan werken, ook meegerekend voor de banenafspraak.

Nulmeting en monitor

Een werkgever kan ondersteuning krijgen in de vorm van loonkostensubsidie, aanpassingen op de werkplek, jobcoaching, financiële tegemoetkomingen voor extra begeleiding, en subsidies voor aanpassingen aan het werk of hulpmiddelen, allemaal bedoeld om de werkomgeving toegankelijker te maken voor werknemers met een arbeidsbeperking.

Wie monitort de voortgang van de banenafspraak en hoe gebeurt dat?

De nulmeting en de voortgangsmonitor maken gebruik van vaste peilmomenten. UWV verkrijgt deze informatie door het doelgroepregister te koppelen aan de polisadministratie, waarin gegevens over loon, uitkeringen en arbeidscontracten van alle verzekerde werknemers in Nederland worden beheerd. Jaarlijks rapporteert SZW aan de Tweede Kamer over de voortgang van de banenafspraak. Uit de recente meting over 2022 blijkt dat er 81.117 extra banen zijn gerealiseerd ten opzichte van de nulmeting, wat echter niet voldoet aan de doelstelling van 92.500 extra banen. In vergelijking met 2021 zijn er in 2022 8.308 banen bijgekomen.

Is een monitor op het niveau van de 35 arbeidsmarktregio’s mogelijk?

De jaarlijkse monitor biedt op landelijk niveau inzicht in het aantal mensen uit de doelgroep dat werkzaam is en de extra banen die werkgevers hebben gerealiseerd. Dit is essentieel omdat er op nationaal niveau wordt beoordeeld of de afgesproken aantallen van de banenafspraak in zowel de markt- als overheidssector worden behaald. Vanaf het vierde kwartaal van 2015 publiceert UWV vier keer per jaar cijfers op het Banenafspraak-dashboard. Dit dashboard geeft een indicatie van de recente stand van zaken met betrekking tot de gerealiseerde aantallen banen per arbeidsmarktregio. Het is belangrijk op te merken dat de gegevens op het dashboard niet één op één te vergelijken zijn met die van de officiële landelijke meting, omdat de gebruikte meetmethoden verschillen tussen de jaarlijkse banenmonitor en het dashboard. Daarom dienen de gegevens op het dashboard als indicatie van de voortgang van de banenafspraak.

Zijn de gegevens uit de nulmeting en de monitoring van de banenafspraak ook op werkgeversniveau te
geven?

Nee. De banenafspraak uit het sociaal akkoord is een landelijke afspraak. De monitor sluit daarop aan
en zorgt voor landelijke gegevens van de extra banen in de marktsector en de overheidssector. Daarom
zijn de cijfers niet te geven op het niveau van individuele werkgevers, (zie hoofdstuk Quotumregeling). Een
individuele werkgever kan op basis van het loonheffingennummer of het burgerservicenummer via het
werkgeversportaal UWV nagaan wie van zijn personeelsbestand tot de doelgroep behoort. Dat kan via
deze link.

Tellen en meetellen

Hoe komt een werkgever erachter hoeveel extra mensen uit de doelgroep hij in dienst moet nemen?

Op nationaal niveau wordt nauwlettend gemonitord of de overeengekomen extra banen voor mensen uit de doelgroep worden gerealiseerd. Het gezamenlijke succes van alle werkgevers is hierbij van belang, waarbij de individuele prestaties van specifieke werkgevers niet centraal staan. De focus ligt op de gezamenlijke inspanningen van alle werkgevers gedurende het jaar. Het enige onderscheid wordt gemaakt tussen sectoren: marktsector en overheidssector. De activering van de quotumregeling kan pas overwogen worden als blijkt dat een sector of beide sectoren de afgesproken aantallen niet hebben behaald. Meer informatie hierover is te vinden in het hoofdstuk over de quotumregeling.

Blijven mensen altijd tot de doelgroep behoren en meetellen voor de banenafspraak?

Vanaf 1 januari 2018 blijven personen ingeschreven in het doelgroepregister en behoren daarmee tot de doelgroep banenafspraak/quotumregeling, zelfs als ze niet langer voldoen aan de criteria voor de doelgroep. De betreffende banen blijven meetellen voor de banenafspraak/quotumregeling. Voor 1 januari 2018 werden personen die na ruim twee jaar niet meer aan de doelgroepcriteria voldeden uitgeschreven uit het doelgroepregister, en telden hun banen vanaf die datum niet meer mee. Personen die op basis van deze ’t+2-regel’ al uit het doelgroepregister waren verwijderd, zijn per 1 december 2018 opnieuw opgenomen.

Hoe staat het nu met de registratieduur in het doelgroepregister?

In het herziene Besluit SUWI, dat van kracht werd op 30 december 2017, was reeds bepaald dat er vanaf 2018 geen uitstroom meer plaatsvond op basis van de ’t+2-regel’ uit het doelgroepregister. Met het aangepaste Besluit SUWI, dat inging op 1 januari 2020, geldt een registratieduur tot – in principe – de AOW-gerechtigde leeftijd.

Tellen tijdelijke klussen die mensen uit de doelgroep verrichten mee?

Als er een dienstverband is, worden de gewerkte uren meegeteld. Zodra iemand niet meer in dienst is, telt de baan waarop hij werkte niet langer mee voor de banenafspraak. Het is echter belangrijk op te merken dat bij de monitoring van de banenafspraak altijd het aantal verloonde uren – en dus banen – van de maand december wordt vergeleken met het aantal verloonde uren tijdens de nulmeting op 1 januari 2013 (dit zijn de uren van december 2012). Voor details over hoe dit werkt voor de quotumregeling, kunt u het hoofdstuk Quotumregeling raadplegen.

Tellen de gewerkte uren van een stagiair mee voor de banenafspraak?

De uren die door stagiairs worden gewerkt en die een vergoeding ontvangen waarop de werkgever loonheffingen moet inhouden en afdragen, worden meegerekend voor de banenafspraak.

Als alle werkgevers bij elkaar de aantallen per jaar niet halen, moeten dan alle werkgevers de heffing betalen?

Allereerst is de banenafspraak van kracht. Als werkgevers in zowel de marktsector als de overheidssector jaarlijks de afgesproken aantallen banen van de banenafspraak realiseren, blijft de banenafspraak geldig en treedt de quotumregeling niet in werking. De quotumregeling is vanaf 1 januari 2018 van toepassing op werkgevers in de overheidssector, omdat zij de afgesproken aantallen banen voor 2016 niet hebben gehaald. De quotumheffing is opgeschort door het kabinet totdat de vereenvoudigde Wet banenafspraak operationeel is. Voor werkgevers in de marktsector blijft de banenafspraak van kracht, omdat zij de afgesproken aantallen wel hebben gerealiseerd. (Raadpleeg ook de tabel bij vraag 4 voor jaarlijkse aantallen). Actuele informatie vindt u in de toelichting op pagina 2/3 van dit Kennisdocument. Alleen werkgevers die meer dan 40.575 verloonde uren hebben gerapporteerd via de loonaangifte kunnen mogelijk te maken krijgen met de quotumregeling. De quotumregeling wordt opgelegd aan een individuele werkgever die minder werknemers uit de doelgroep in dienst heeft dan volgens het quotumpercentage in dat jaar voor die sector vereist is.

Betekent dit dat mensen nooit meer uit het doelgroepregister uitgeschreven kunnen worden?

Nee, dat impliceert het niet. Voor bepaalde groepen was het reeds mogelijk om zich vóór 2020 uit te schrijven uit het doelgroepregister. Voor andere groepen uit het doelgroepregister is uitschrijving mogelijk geworden vanaf 1 januari 2020. De voornaamste vereiste voor uitschrijving is dat personen niet langer voldoen aan de criteria voor opname in het doelgroepregister. UWV beoordeelt of aan deze voorwaarden wordt voldaan. Indien iemand na een positieve beoordeling niet meer in het doelgroepregister staat ingeschreven, behoort die persoon niet langer tot de doelgroep banenafspraak en telt de baan waarop diegene werkt niet meer mee voor de banenafspraak. Via deze link kunt u meer informatie vinden over de voorwaarden en de beoordelingsprocedure voor uitschrijving uit het doelgroepregister.

Tellen bij een bedrijfsovername mensen uit de doelgroep die al werken mee voor de banenafspraak?

Bij de banenafspraak gaat het om extra banen bij reguliere werkgevers ten opzichte van het aantal werkende mensen uit de doelgroep op 1 januari 2013 (de peildatum). Als iemand uit de doelgroep al werkt en door een bedrijfsovername bij een andere (opvolgende) werkgever in dienst treedt, blijven de gewerkte uren meetellen voor de banenafspraak, mogelijk wel in een andere sector.

Tellen leerwerkplekken binnen een bedrijf/organisatie mee voor de banenafspraak?

Mensen die in een BBL-dienstverband bij een werkgever werken, worden meegeteld als ze tot de doelgroep behoren. Personen kunnen zich tot de gemeente wenden of zich rechtstreeks aanmelden bij UWV voor een beoordeling van arbeidsvermogen. Als UWV vaststelt dat de betreffende persoon tot de doelgroep behoort, wordt de baan waarop de persoon werkt meegeteld voor de duur van de plaatsing. UWV voegt (ex-)leerlingen van vso- en pro-scholen toe aan het doelgroepregister wanneer ze zich schriftelijk aanmelden via het ABA-formulier.

Kunnen plaatsingen van jongeren van 16 en 17 jaar ook meetellen voor de banenafspraak?

Ja, dat is mogelijk, maar onder bepaalde voorwaarden. Om mee te tellen voor de banenafspraak/quotumregeling moet de betreffende baan voldoen aan het criterium van een dienstbetrekking, al dan niet via detachering of inleen. Bovendien moeten de werkenden behoren tot de doelgroep van de banenafspraak/quotumregeling en opgenomen zijn in het doelgroepregister. Jongeren onder de 18 jaar hebben geen Wajong- of Wsw-indicatie. Zij kunnen tot de doelgroep behoren als ze voldoen aan een van de volgende voorwaarden: 1. Ze vallen onder de Participatiewet en UWV heeft vastgesteld dat ze niet zelfstandig het WML per maand kunnen verdienen. 2. Ze zijn ex-leerling van het vso of pro. 3. Ze zijn ingestroomd via de Praktijkroute. Er is geen leeftijdsgrens voor het aanvragen van een beoordeling arbeidsvermogen of loonwaardebepaling, maar in de praktijk komt het zelden voor dat jongeren onder de 16 in aanmerking komen voor een baan in het kader van de banenafspraak. Jongeren van 16 en 17 jaar hebben geen recht op een uitkering op basis van de Participatiewet, maar ze kunnen wel aanspraak maken op arbeidsondersteuning door de gemeente als niet-uitkeringsgerechtigden. Hierover vindt u meer informatie in vraag 17. Er geldt geen leeftijdsgrens voor niet-uitkeringsgerechtigden, en gemeenten zijn verplicht beleid te formuleren voor arbeidsondersteuning aan de doelgroep Participatiewet, inclusief niet-uitkeringsgerechtigden, volgens de vastgestelde verordening.

Inleenverbanden

Tellen inleenverbanden (uitleenconstructies en detacheringen) mee?

Ja, mensen uit de doelgroep die zijn ingeleend, tellen mee bij de sector waar ze daadwerkelijk werken. Door gebruik te maken van een verdeelsleutel, die voortkomt uit onderzoek, is het mogelijk om uitgeleende werknemers uit de doelgroep toe te wijzen aan de sector markt of de sector overheid. Voor meer informatie over de oplossing tijdens de quotumregeling, verwijzen we naar het hoofdstuk Quotumregeling.

Als een werkgever mensen uit de doelgroep via een detachering of via een uitzendbureau, voor hem laat
werken, hoe tellen deze mensen dan mee?

Bij de banenafspraak houdt UWV op landelijk niveau bij hoeveel mensen uit de doelgroep extra aan het werk zijn in vergelijking met de nulmeting. Op het niveau van de individuele werkgever is er tijdens de banenafspraak geen directe noodzaak voor een oplossing. Mensen uit de doelgroep die gedetacheerd of uitgeleend zijn, worden meegeteld bij de sector waar ze daadwerkelijk werken, en niet bij de sector van hun formele werkgever (de uitlenende werkgever). SZW bepaalt op basis van het eerder genoemde onderzoek, zoals beschreven in het antwoord op vraag 53, hoe deze inleenverbanden over de twee sectoren moeten worden verdeeld. Het genoemde onderzoek wordt jaarlijks herhaald door SZW als onderdeel van de monitoring van de extra banen.

Tellen ingekochte diensten mee bij de inkopende partij?

Banen die ontstaan door de inkoop van diensten worden niet meegerekend bij de inkopende partij. Ze worden echter wel opgenomen bij de werkgever die de individuen in dienst heeft (de formele werkgever) en die diensten levert aan de inkopende partij. Deze banen worden dus eveneens meegerekend bij de sector van de formele werkgever.

Ondersteuning aan werkgevers

Dit hoofdstuk gaat in op de ondersteuning aan werkgevers. Zie voor de instrumenten voor mensen uit
de Participatiewet ook het aparte Kennisdocument Ondersteuning mensen met een arbeidsbeperking naar regulier
werk vanuit de Participatiewet: instrumenten en financiering.

Hoe kunnen gemeenten en UWV werkgevers ondersteunen om de mensen op de extra banen te
plaatsen?

Gemeenten hebben met de Participatiewet veel voorzieningen en instrumenten gekregen om mensen uit de doelgroep banenafspraak te ondersteunen naar werk. Gemeenten kunnen, als dat nodig is, ook instrumenten inzetten om werkgevers te faciliteren. Ook UWV heeft instrumenten en voorzieningen die het in kan zetten voor mensen uit de Wajong en om werkgevers te ondersteunen. In de Werkgeversservicepunten in de 35 arbeidsmarktregio’s werken gemeenten en UWV samen om
werkgevers te ondersteunen bij hun wens voor extra personeel uit de doelgroep banenafspraak, zoals het vinden van kandidaten, voorlichting en advies over instrumenten en voorzieningen, advies over het passend maken van werk en informatie over vraag en aanbod op de regionale arbeidsmarkt. Het landelijk werkgeversservicepunt van UWV en het Landelijk Schakelpunt van gemeenten zijn er voor werkgevers die bovenregionaal en landelijk werken en kandidaten van UWV en van gemeenten in dienst willen nemen. Met het gewijzigde Besluit SUWI is het met ingang van 1-1-2021 verplicht dat gemeenten en UWV in elke arbeidsmarktregio één gezamenlijk publiek aanspreekpunt voor werkgevers vormen en minimaal hetzelfde basispakket aan diensten aanbieden zoals hierboven staat.

Welke instrumenten zijn beschikbaar?

Gemeenten kunnen de volgende instrumenten inzetten:

Proefplaatsingen. Met een proefplaatsing kan een bijstandsgerechtigdetijdelijk werken met behoud van uitkering. Gedurende die periode kan een werkgever bijvoorbeeld kijken of iemand geschikt is voor een functie of wat zijn arbeidsprestatie is. Sinds 1 juli 2023 moeten gemeenten in hun verordening regelen onder welke voorwaarden een proefplaats gedurende twee maanden, met de mogelijkheid tot verlenging met maximaal vier maanden, kan worden geboden.

Loonkostensubsidie. Gemeenten komen met dit instrument werkgevers tegemoet in de loonkosten (vermeerderd met een vergoeding voor de werkgeverslasten) als zij mensen in dienst nemen die niet het WML per uur kunnen verdienen. Sinds 1 juli 2023 kan loonkostensubsidie ook worden ingezet voor iemand die door de gemeente aan het werk is geholpen als diegene al even (maximaal een half jaar) bij een werkgever werkt en de werkgever merkt dat betrokkene minder presteert dan een “gemiddelde” werknemer in die functie. De gemeente kan dan alsnog de loonwaarde bepalen en alsnog loonkostensubsidie inzetten. Dat geldt ook voor mensen die in het praktijkonderwijs, voortgezet speciaal onderwijs of mbo-entree-onderwijs zijn gaan werken. Loonkostensubsidie kan samengaan met het Loonkostenvoordeel of het lage inkomensvoordeel. Zie voor de voorwaarden van deze instrumenten de kopjes Loonkostenvoordeel en LIV hieronder.

Forfaitaire loonkostensubsidie. Met ingang van 1 februari 2017 (met terugwerkende kracht tot 4 juli (2016) is het mogelijk dat gemeenten in de eerste 6 maanden van het dienstverband een forfaitaire loonkostensubsidie inzetten. Hierover volgt meer informatie in vraag 60.
De no-riskpolis. De no-riskpolis komt werkgevers tegemoet in de loonkosten als iemand uit de doelgroep van de Wajong of de Participatiewet ziek uitvalt. Vereist is dat mensen tot de doelgroep van de banenafspraak behoren of de doelgroep beschut werk op grond van de Participatiewet.

Begeleiding/persoonlijke ondersteuning/jobcoach. Voor de begeleiding op de werkplek. Per 1 juli 2023 moeten gemeente in hun verordening hebben geregeld: de duur en intensiteit van persoonlijke ondersteuning en de wijze waarop de gemeente ervoor zorgt dat deze zowel in natura als door middel van subsidieverstrekking kan worden gerealiseerd. Ook over de kwaliteitseisen van de jobcoach moeten gemeenten in hun verordening regels stellen, evenals over hoe wordt voorzien in integrale ondersteuning en voortgezette ondersteuning bij de overgang van onderwijs naar werk (en vice versa) en van werk naar werk. De aanvraagmogelijkheid door belanghebbenden is ook geëxpliciteerd.

Werkvoorzieningen. Per 1 juli 2023 zijn maatregelen getroffen die de inzet van werkvoorzieningen door gemeenten verbeteren. De gemeente moet dan in zijn verordening regels hebben gesteld over vervoersvoorzieningen naar o.a. werk, noodzakelijke intermediaire activiteiten ingeval van visuele of motorische handicap en meeneembare voorzieningen voor bijvoorbeeld de inrichting van de werkplek. Verder isde aanvraagmogelijkheid door belanghebbenden geëxpliciteerd.

De pilot het Sociaal Innovatiefonds (SIF). Het SIF heeft als doel werkgevers te helpen en te ondersteunen bij het doen van investeringen om groepen mensen aan te nemen die een extra steuntje in de rug nodig hebben, waaronder mensen uit de doelgroep banenafspraak. Tijdens de pilot onderzoekt
SZW of dit publiek-private fonds drempels voor het investeren in inclusiviteit weg kan nemen. Bij een succesvolle pilot wordt bezien of en zo ja, in welke vorm deze pilot kan worden uitgebouwd.

UWV kan de volgende instrumenten inzetten:

Proefplaatsingen. Met proefplaatsingen kunnen werkgever en werknemer kijken of iemand geschikt is voor de functie.
Loondispensatie. UWV komt met dit instrument werkgevers tegemoet in de loonkosten van werkende Wajongers met verminderde productiviteit.
De no-riskpolis. De no-riskpolis komt werkgevers tegemoet in de loonkosten als iemand uit de doelgroep van de Wajong of de Participatiewet ziek uitvalt. Vereist is dat mensen uit de
Participatiewet tot de doelgroep van de banenafspraak behoren of de doelgroep beschut werk op grond van de Participatiewet.
Persoonlijke ondersteuning/jobcoach. Voor de begeleiding op de werkplek.
Overige werkvoorzieningen. Als een aanpassing van de werkplek en/of bedrijfsproces noodzakelijk is, of als iemand ondersteuning nodig heeft om van en naar zijn werk te komen, dan wel ondersteuning nodig heft bij de uitoefening van zijn werkzaamheden (bijvoorbeeld een tolkvoorziening in geval van
een auditieve beperking).

De volgende instrumenten zijn ook voor werkgevers beschikbaar:

Loonkostenvoordeel (LKV) doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden. Een tegemoetkoming voor werkgevers die werknemers uit de doelgroep banenafspraak of mensen met
een scholingsbelemmering in dienst nemen. Lage-inkomensvoordeel (LIV). Een tegemoetkoming voor werkgevers die werknemers in dienst hebben die tussen de 100-125 procent van het WML25 verdienen en tenminste 1.248 uren per jaar
werken (gemiddelde 24 uur per week). Daarbij moet worden aangemerkt dat het kabinet voornemens is om het LIV per 1 januari 2025 af te schaffen.

Meer informatie over bovengenoemde twee instrumenten uit de Wet tegemoetkomingen loondomein is
te vinden in het Kennisdocument Wet tegemoetkomingen loondomein.
Via het financieel CV kunnen werkgevers en werknemers nagaan van welke instrumenten ze gebruik
kunnen maken.


Overige ondersteuning:
In de Regionale Werkbedrijven maken werkgevers- en werknemersorganisaties, onderwijsveld, UWV en gemeenten bestuurlijke afspraken over een eenduidige inzet van de instrumenten die gemeenten en UWV kunnen inzetten en die via Werkgeversservicepunt voor werkgevers beschikbaar zijn. Ook
worden in de Regionale Werkbedrijven afspraken vastgelegd over de manier waarop kandidaten en werkgevers elkaar vinden (matching). Via de kandidatenverkenner banenafspraak kan een werkgever een beeld krijgen van de doelgroep banenafspraak en zoeken naar geschikte kandidaten uit de doelgroep banenafspraak voor de invulling van een werkplek voor de banenafspraak. Zie voor een verdere uitleg van de kandidatenverkenner deze
link. Via de regionale mobiliteitsteams is met de tijdelijke impuls banenafspraak extra ondersteuning beschikbaar voor mensen uit de doelgroep banenafspraak. In elke arbeidsmarktregio dragen
gemeenten en het UWV met de medebetrokkenheid van werknemers- en werkgeversorganisaties en in dialoog met regionale onderwijspartijen zorg voor de inrichting van werkgeversdienstverlening, de aansluiting op de werkzoekendendienstverlening en scholing. Momenteel werkt SZW met betrokken partijen samen om uitwerking te geven aan een nieuwe arbeidsmarktinfrastructuur.

Kunnen gemeenten ook instrumenten inzetten voor jongeren van 16 en 17 jaar?

Ja, jongeren van 16 en 17 jaar kunnen een beroep doen op arbeidsondersteuning door de gemeente op grond van de Participatiewet. Voor het recht op bijstand geldt de leeftijdsgrens van18 jaar. Jongeren moeten daarvoor als werkloze werkzoekende staan ingeschreven bij UWV. Daardoor vallen zij onder de
definitie van niet-uitkeringsgerechtigde, zoals is vastgelegd in de Participatiewet. Wel geldt voor jongeren tot 27 jaar dat als zij door het ministerie van OCW bekostigd onderwijs kunnen
volgen dat voor gaat op het verkrijgen van arbeidsondersteuning door de gemeenten. Dat geldt zeker voor jongeren tussen de 16 en 18 jaar die nog geen startkwalificatie hebben behaald. Zij zijn
kwalificatieplichtig. Een startkwalificatie is (minimaal) een diploma havo, vwo of mbo (niveau 2 of hoger). De kwalificatieplicht geldt niet voor jongeren die praktijkonderwijs gevolgd hebben. Of onderwijs hebben gevolgd in de uitstroomprofielen arbeidsmarktgericht of dagbesteding op het voortgezet
speciaal onderwijs. De leerplichtambtenaar van de woongemeente houdt toezicht op de Leerplichtwet, waar de kwalificatieplicht ook onderdeel van is. De kwalificatieplicht is een van de maatregelen van de Rijksoverheid om schooluitval van jongeren tegen te gaan. De maatregel moet de kansen van startende jongeren op de arbeidsmarkt vergroten. Vraagt een jongere van 16 of 17 jaar ondersteuning van de gemeente bij arbeidsinschakeling dan moet de gemeente vaststellen of de jongere door het ministerie van OCW bekostigd onderwijs kan volgen en daar de mogelijkheden en omstandigheden van de jongere bij betrekken. Als de gemeente van oordeel is dat ‘verder leren’ niet haalbaar is, kunnen gemeenten besluiten dat het nodig is een voorziening in te zetten
gericht op arbeidsinschakeling van de jongere. Op grond van de Participatiewet kan de gemeente ook een voorziening inzetten voor jongeren van 16 en 17 jaar die nog kwalificatieplichtig zijn, en die door een leerwerktraject alsnog een startkwalificatie kunnen halen. De gemeente is verplicht bij verordening beleid te formuleren voor de arbeidsondersteuning aan de doelgroep Participatiewet, inclusief de niet-uitkeringsgerechtigden.
Voor een compleet overzicht van alle regels over instrumenten kunt u het kennisdocument ondersteuning/ instrumenten raadplegen.

Komen schoolverlaters van voortgezet speciaal onderwijs (vso) of praktijkonderwijs (pro) die al bij een
werkgever in dienst zijn in aanmerking voor loonkostensubsidie?

Het instrument loonkostensubsidie is er ook voor schoolverlaters afkomstig uit het voortgezet speciaal onderwijs, het praktijkonderwijs of de entreeopleiding MBO die al zijn gaan werken bij een werkgever. De dienstbetrekking moet binnen zes maanden na het verlaten van de school zijn begonnen en de
loonkostensubsidie moet binnen zes maanden na aanvang van het dienstverband worden aangevraagd door de werknemer of de werkgever. Voor het overige moet een jongere voldoen aan de criteria voor het verstrekken van loonkostensubsidie.

Wat is de stand van zaken op het gebied van loonkostensubsidie en loonwaardebepaling?

Er zijn twee vormen van loonkostensubsidie voor werkgevers.

1. Loonkostensubsidie gebaseerd op een loonwaardebepaling op de werkplek. De gemeente bepaalt de loonkostensubsidie op basis van de objectief vastgestelde loonwaarde van de werknemer op de werkplek.
2. De forfaitaire loonkostensubsidie. In (maximaal) het eerste half jaar van het dienstverband kan een werkgever een vaste loonkostensubsidie krijgen van 50 procent van het WML voor een
medewerker die vanuit de Participatiewet aan de slag gaat. In de loop van die fase van forfaitaire loonkostensubsidie vindt de loonwaardebepaling op de werkplek plaats en past de gemeente de loonkostensubsidie aan op basis van de objectief vastgestelde loonwaarde van de werknemer. Dit maakt de start van een dienstverband gemakkelijker voor een werkgever.

Vanaf 1 juli 2021 geldt een landelijk uniforme loonwaardemethodiek (Besluit loonkostensubsidie
Participatiewet 2021, Stb 113 en Ministeriële regeling loonkostensubsidie Participatiewet 2021, Stcrt 9937). Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de loonwaardebepaling en kunnen de loonwaardebepaling op grond van de uniforme methodiek door hun eigen mensen latenuitvoeren, maar zij kunnen de uitvoering ook uitbesteden aan bijvoorbeeld een aanbieder van loonwaardebepalingen. Degene die de loonwaardebepaling verricht moet aan kwaliteitseisen voldoen die in genoemde ministeriële regeling zijn beschreven. Er is een register met gekwalificeerde loonwaardedeskundigen die zijn opgeleid in de uniforme loonwaardemethodiek (www.registeruniformeloonwaarde.nl). Loonwaardedeskundigen zijn niet verplicht zich hierin in te laten schrijven. De frequentie van de loonwaardebepaling is flexibel en persoonsgericht. Het ontwikkelperspectief is medebepalend voor de termijn waarbinnen de loonwaarde opnieuw moet worden vastgesteld. De loonwaarde is de prestatie van een werknemer met een arbeidsbeperking in een functie of met een takenpakket vergeleken met de prestatie van een werknemer zonder arbeidsbeperking in die functie of met dat takenpakket. De loonwaarde wordt uitgedrukt in een percentage van het van toepassing zijnde WML. De loonkostensubsidie bedraagt het verschil tussen het van toepassing zijnde WML en de loonwaarde (tenzij er sprake is van forfaitaire loonkostensubsidie want dan is de loonkostensubsidie 50% van het van toepassing zijnde WML), plus de vergoeding voor werkgeverslasten.

Wanneer kan een werkgever gebruikmaken van het loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak en
scholingsbelemmerden?

Als een werknemer tot de doelgroep banenafspraak behoort, of als een werknemer scholingsbelemmerd26 is, hebben werkgevers recht op het loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak en
scholingsbelemmerden als zij deze medewerker in dienst nemen. Daarvoor moet de werknemer binnen drie maanden na aanvang van de dienstbetrekking de doelgroepverklaring LKV banenafspraak aanvragen27. Het loonkostenvoordeel kan een werkgever maximaal drie jaar toepassen, zolang de
dienstbetrekking met de werknemer bestaat. De regering is voornemens om de doelgroepverklaring voor het LKV doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden op termijn in zijn geheel af te schaffen en het LKV doelgroep banenafspraak structureel te maken. Hierdoor hoeven werkgevers en werknemers helemaal geen doelgroepverklaring voor het LKV doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden meer aan te vragen en wordt de maximale looptijd van het LKV doelgroep banenafspraak niet langer begrensd tot drie jaar. Deze aanpassingen zijn onderdeel van het wetsvoorstel vereenvoudigde banenafspraak, dat het kabinet in oktober 2023 aan de Tweede Kamer heeft aangeboden.28 De beoogde ingangsdatum van deze maatregel is 1 januari 2025.

Het loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak bedraagt € 1,01 per verloond uur met een maximum van € 2.000 per jaar gedurende drie jaren. Het loonkostenvoordeel vraagt de werkgever aan in de aangifte loonheffingen. Via de Financieel CV kan een werkgever eenvoudig nagaan of recht op loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak bestaat.

Wat is de rol van de Regionale Werkbedrijven?

De Regionale Werkbedrijven van de 35 arbeidsmarktregio’s spelen een belangrijke rol om de mensen uit de doelgroep op de extra banen te plaatsen. In de Regionale Werkbedrijven maken werkgevers- en werknemersorganisaties, onderwijsveld, UWV en gemeenten afspraken over een eenduidige inzet van de instrumenten die gemeenten en UWV kunnen inzetten. Ook worden in de Regionale Werkbedrijven afspraken vastgelegd over de manier waarop kandidaten en werkgevers elkaar vinden (matching). Werkgevers kunnen bij hun werkgeversservicepunt informatie vragen over de afspraken die hun arbeidsmarktregio daarover heeft gemaakt.

Zijn er extra risico’s bij het aannemen van iemand met een arbeidsbeperking?

Gemeenten en UWV hebben instrumenten die voor een heel groot deel de risico’s afdekken voor werkgevers die mensen met een arbeidsbeperking aannemen. Zoals proefplaatsingen,
loonkostensubsidie en loondispensatie (compenseren voor verminderde productiviteit), de no-riskpolis (compenseert bij ziekte de loonkosten), jobcoach (voor de begeleiding). Ook kunnen werkgevers mensen via detacherings- en inleenconstructies inlenen. Ook dan loopt de werkgever minder risico en neemt de
uitlenende organisatie vaak de administratieve kant voor haar rekening.

Waar kan een werkgever informatie krijgen en hulp vragen om mensen aan de slag te krijgen?

Zoals hierboven al staat spelen de regionale Werkbedrijven in de 35 arbeidsmarktregio’s een belangrijke rol om de vraag van werkgevers en het aanbod van mensen uit de doelgroep bij elkaar te brengen. Ook bij de regionale Werkgeverservicepunten en het Schakelpunt Landelijke Werkgevers kunnen werkgevers terecht als zij mensen zoeken die tot de doelgroep van de banenafspraak behoren of daarover vragen hebben. De Werkgeversservicepunten vormen het loket van waaruit gemeenten en UWV, en vaak ook
andere bemiddelaars zoals sw-bedrijven en private bemiddelaars, samenwerken. Meer informatie over Werkgeversservicepunten is beschikbaar via deze link. Werkgevers kunnen ook rechtstreeks contact opnemen met partijen als UWV, gemeenten, het sw-bedrijf, uitzendbureaus en re-integratiebureaus bij hen in de regio. Werkgevers kunnen zich ook aanmelden bij initiatieven van De Normaalste Zaak, en AWVN. Deze partijen ondersteunen werkgevers die stappen nemen om mensen met een beperking op te nemen in hun organisatie. Locus is een publiek-privaat netwerk waarbinnen bedrijven, gemeenten en sw-bedrijven samenwerken. De AWVN biedt werkgevers een adviestraject aan om mogelijkheden in het bedrijf te zoeken. En om daarna ambities te formuleren en deze vervolgens te realiseren. De Normaalste Zaak
is een netwerk van bedrijven die vooroplopen en andere bedrijven enthousiasmeren om inclusief te ondernemen. Inclusief ondernemen houdt in dat werkgevers ondernemen vanuit de gedachte dat iedereen, ook iemand met een arbeidsbeperking, de kans moet krijgen om deel te nemen aan de arbeidsmarkt. Daarnaast zijn werkgevers het project ‘Op naar de 125.000 banen gestart’. Het project zet in op verbinding met de vele al bestaande projecten, goede voorbeelden en initiatieven op dit gebied.
VNG ontwikkelt29 samen met gemeenten drie instrumentengidsen die de dienstverlening aan werkzoekenden en werkgevers eenvoudig, eenduidig en inzichtelijk maken: Dennis, Eva en Eva.RMT. Dennis is een website met doorklikmogelijkheden naar instrumenten voor de werkgeversdienstverlening van alle arbeidsmarktregio’s. Eva toont welke instrumenten er voor klantmanagers/re-integratieconsulenten beschikbaar zijn voor een specifieke werkzoekende. Gemeentelijke organisaties vullen zelf de Eva in met de lokale en regionale instrumenten die bijdragen aan de begeleiding in werk of het meedoen in de samenleving. Eva.RMT is een digitale instrumentengids die Regionale Mobiliteitsteams (RMT’s, zie ook vraag 65) helpt bij het kiezen van de passende ondersteuning aan werkzoekenden.

Wat zijn regionale mobiliteitsteams (RMT’s) en voor welke ondersteuning kun je hierbij terecht?

In eerste instantie als een tijdelijke Covid-19 crisismaatregel zijn in 2021 de Regionale Mobiliteitsteams opgericht30. Deze teams ondersteunen mensen die hun baan dreigen te verliezen of al hebben verloren. De RMT’s zijn daarbij de regionale voordeur waarachter de betrokken partijen (waaronder UWV, gemeenten en sociale partners) de passende ondersteuning naar ander werk bieden. Ook bieden de teams ondersteuning aan bedrijven en sectoren bij het vinden van voldoende gekwalificeerd personeel.
Dit doet het team met advisering, scholing en matching. De RMT’s zijn ook na de Covid-19 crisis van meerwaarde voor het aanpakken van de krapte op de arbeidsmarkt, in totaal zijn er 35 RMT’s in
Nederland.
Momenteel werkt SZW met betrokken partijen samen om uitwerking te geven aan een nieuwe arbeidsmarktinfrastructuur, waarin deze dienstverlening en functies terugkomen.

Een werkgever wil iemand met een arbeidsbeperking in dienst nemen, maar ziet in zijn bedrijf geen
bestaande functies voor de mensen uit de doelgroep. Wie kan hem daarbij helpen

Verschillende partijen ondersteunen werkgevers via een bedrijfsadvies om passend werk te identificeren en te organiseren voor mensen met een arbeidsbeperking binnen het bedrijf. Vaak is het mogelijk om taken en activiteiten op een andere manier te organiseren, door jobcarving (functies aanpassen aan
de mogelijkheden van kandidaten) of functiecreatie (bestaande taken in een bedrijf die een kandidaat kan uitvoeren in één functie onderbrengen). Afhankelijk van het type werk is het soms ook mogelijk mensen via groepsdetacheringen bepaalde taken te laten verrichten. Een werkgever kan voor advies terecht bij het Werkgeversservicepunt (regionaal of Schakelpunt Landelijke Werkgevers). Ook kunnen UWV, de gemeente, het sw-bedrijf, de AWVN en private bemiddelaars zoals re-integratiebureaus en
uitzendbureaus benaderd worden.

Is er ook informatie beschikbaar speciaal voor overheidswerkgevers?

Ja, op de site is https://www.opnaarde25000.nl/ algemene informatie beschikbaar. Ook is er informatie beschikbaar per overheidssector. Zie ook de link in het overzicht hieronder. Hieronder staat een overzicht van sites van organisaties waar werkgevers terecht kunnen voor informatie en hun vragen. Een aantal organisaties geeft ook advies en ondersteuning.